Bouwkundige ontwikkelingen
Er kwamen steeds meer mensen in het Stichtse en Gelderse Veenendaal wonen. De inwoners wilden ook graag een kerk. Alleen wisten ze niet gelijk waar de kerk moest komen. Hier lees je hoe een klein dorp steeds meer een stad werd.
Salvatorkerk
De veenraden kozen eerst het Grote Veenloo als plek. Het Grote Veenloo lag hoog en was daarom een goede plek voor de kerk. Maar het Karthuizerklooster van Utrecht, de eigenaar van deze grond, wilde de grond niet verkopen. Daarom kochten de veenraden op 19 maart 1562 een stuk grond op het Kleine Veenloo.
Hier bouwden ze de 'veenkerk'. Op 1 mei 1566 werd de St. Salvatorkerk (nu de Oude Kerk) ingewijd. Naast de kerk kwam de Markt. Vroeger noemde ze dit het ‘Mercktvelt’. Rondom dit plein ontstonden huizen, winkels, een herberg en een pastorie (huis van de dominee).
Eerste huizen en straten
De eerste huizen kwamen langs de huidige Hoofdstraat en rond de Zwaluwstaart. Dat is nu het Verlaat, Gelderland, Hoogstraat en omgeving. Ook langs de Grift (nu Valleistraat, Prins Bernhardlaan en Zandstraat) kwamen huizen. Verder ontstond een kleine buurt rond de kruising van de Korte Molenstraat, Gortstraat en de Zandstraat (het Davidsplein).
Molens
Sinds het midden van de zeventiende eeuw had Veenendaal twee molens. Eén stond in het Stichtse deel bij de Molenstraat. De andere in het Gelderse deel aan de Nieuweweg. Op deze plek staat nu nog de ronde stellingmolen uit 1911 (de Nieuwe Molen). Iets verderop aan de Nieuweweg staat molen De Vriendschap. Men denkt dat dit de vervanger is van de Stichtse Molen. Die molen sloopten ze in 1879. In het buitengebied stonden kleine boerderijen.
De molens stonden dicht bij elkaar, omdat de ene in Utrecht en de andere in Gelderland lag. Normaal zou een tweede molen niet zo dichtbij worden gebouwd. De voorganger van de Nieuwe Molen was dan ook niet gewenst.
Lintbebouwing langs de Grift
Langs het Benedeneind ontstond lintbebouwing. Dit betekent dat ze huizen en andere gebouwen in een lange rij langs een weg of rivier bouwden. Tot de negentiende eeuw veranderde dit gebied niet veel. Er kwamen wel wat nieuwe gebouwen bij. Vooral bij het zuiden van de Zandstraat. Maar veel waren het er niet. Er kwamen ook wat meer huizen rond de katholieke schuilkerk (gestart in 1711) aan de Nieuweweg-Noord.
Minder watergangen en nieuwe wegen
De Markt bleef het dorpscentrum. Aan beide kanten van de watergangen (grachten en sloten) stonden huizen. In 1845 werden delen van de Kerkewijk en de Hoofdstraat gedempt. Ze haalden dus het water weg. Dit veranderde het straatbeeld.
In 1866 werd het Omleidingskanaal gegraven. Twintig jaar later kwam de spoorlijn Amersfoort-Kesteren. Dit veranderde de indeling van het landschap, maar niet het centrum. Ook legde ze de 'Rhijnspoorweg' en de rijksweg (A12) Utrecht-Arnhem aan. De dorpsstructuur bleef voor het grootste deel intact.
Groeispurt door industrie
Door de groei van de industrie nam de bevolking sterk toe. In Stichts Veenendaal steeg het aantal inwoners van 2.950 in 1850 naar 6.593 in 1920. In 1955 was dit al 17.164! Deze enorme groei had invloed op de dorpsstructuur. Er kwamen nieuwe straten en veel nieuwe woningen. Eerst bij de fabrieken en later ook verder weg.
De VSW bouwde op eigen terrein de Engelsche Stad. Dat bestond uit 4 blokken arbeiderswoningen. Ook ontstonden arbeiderswoningen aan de Wilhelminastraat, Zandstraat, Van de Pollstraat, Molenstraat, Valleistraat, Gortstraat, Beatrixstraat en Parallelweg. In de jaren twintig en dertig kwamen er steeds meer straten bij. Zoals de Davidsstraat, Patrimoniumlaan en Talmastraat.
Nieuwe gebouwen en woonwijken
In deze periode veranderde ook de bebouwing. Fabrieken werden groten en kwamen dichter bij de dorpskern (centrum). Deze grote gebouwen vielen op tussen de kleine huizen en boerderijen. Alleen de kerk en de molens pasten qua grootte nog bij de fabrieken.
Voor arbeiders kwamen er nieuwe woonblokken (huizen) met kleine woningen onder één dak. Mensen noemden deze lange huizen al snel 'lange jammers'. Ze bepaalden het beeld van veel straten.
Welvaart en winkels
Veenendaal groeide als industrieplaats en dat bracht meer welvaart (rijkdom) voor een gedeelte van de bevolking. Dit leidde tot nieuwe voorzieningen en luxe winkels. Vooral aan de Markt en de Hoofdstraat. Lokale architecten zoals B. van Kreel, J. de Geit en G.C. van Stuyvenberg ontwierpen veel woon-winkelhuizen in deze periode.
Rijke inwoners trokken naar villa’s aan de Kerkewijk. In de jaren twintig en dertig kwamen hier veel villa’s bij. Door het groeiende autoverkeer moesten ze steeds meer watergangen dempen. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij de Hoogstraat en Zandstraat, het Panhuis, de Valleistraat, Prins Bernhardlaan en Stationsstraat. Hierdoor ontstonden brede straten. Breder dan je zou verwachten bij de dorpse bebouwing.
Uitbreiding na 1960
Tot de jaren zestig bleef Veenendaal een verspreid gebouwd dorp met veel open stukken. En met bedrijfsterreinen op onverwachte plekken. De reden hiervoor was dat bouwen gebeurde vooral op de hogere zandgronden. Dit was makkelijker.
In 1923 maakte het Anhemse architectenbureau Buvani een bouwplan. Doel hiervan was om de verspreide bebouwing tot één geheel te maken. Maar pas in de jaren zestig konden ze bouwen op lagere gebieden. Na de gemeentelijke herindeling van 1960 richtte het gemeentebestuur zich vooral op woningbouw en bedrijven. Ook kwam er 50 hectare industriegebied bij.
Eerst vulden ze de open plekken rond het dorp met hoogbouw. Daarna volgden woonwijken zoals Schrijverspark, 't Hoorntje, Engelenburg en Molenbrug. In 1962 tot 1972 kwam het industrieterrein Het Ambacht. Toen veel bedrijven in de jaren zeventig sloten, breidde de gemeente het industriegebied verder uit. Hiermee wilden ze werkgelegenheid bevorderen.
Nieuwe woonwijken kwamen in Dragonder-Zuid, Dragonder-Noord en De Pol. In het zuiden bouwden ze bungalowpark Salamander. In 1974 besloot de gemeente buiten de Rondweg-West uit te breiden. Zo ontstonden Veenendaal-West, Driehoek Boslaan en Petenbos. Bedrijventerreinen zoals De Vendel en De Compagnie trokken nieuwe bedrijven aan. En daarmee ook nieuwe werkgelegenheid.
Steeds meer een stad
IIn de jaren tachtig kwamen stadsvernieuwingsprojecten op open plekken waar vroegerde oude fabrieken stonden. Het werd moeilijker om met de auto naar het centrum te komen. Dat gebeurde om het winkelen aantrekkelijker te maken. Er kwamen nieuwe winkelgebieden zoals de Miro-Passage. Hierdoor groeide Veenendaal als regionaal centrum in de regio.
Veenendaal werd steeds stedelijker door de snelle groei. Het buitengebied werd daardoor kleiner. De totale oppervlakte van de gemeente Veenendaal bestaat tegenwoordig vooral uit bebouwing en wegen.